Geschiedenis

De Moskee Noor ul Haram is in 1983 opgericht door Indische en Pakistaanse moslims. 

De moskee valt onder de verening Antwerp Islamic Association die onder andere verantwoordelijk is voor het moskeepand.​​
Als vereniging zijn wij afhankelijk van de vrijwillige medewerking van onze leden en sympathisanten. Om uit te groeien tot een sterke en onafhankelijke vereniging is het van essentieel belang gezamenlijk de krachten te bundelen. 
Het is in de statuten verankerd dat bestuursleden geen vergoeding mogen ontvangen. Alle geledingen van de vereniging bestaan uit vrijwilligers.

In Antwerpen, waar Marokkanen en Turken de meerderheid van de moslims uitmaken, ging ook een kleinere groep moslims uit India en Pakistan op zoek naar een eigen plek.

 De Pakistani en Indiërs van de buurt gingen naar andere moskeeën, voornamelijk van Marokkaanse signatuur. Het bleek dat die moskeeën ook bezocht werden door zeelieden van schepen uit Maleisië, Indonesië, Pakistan, Bangladesh of India die aanmeerden in de haven van Antwerpen. Enkele Pakistani en Indiërs, waaronder namen het initiatief om een afzonderlijke gebedsruimte op te richten.

Ze hadden sowieso de taal gemeenschappelijk, het Urdu of Hindi, dat niet zo erg van elkaar verschilt, en het Engels. In 1983 richtten ze gezamenlijk de Islamic Cultural & Education Centre op. Geen vereniging zonder plek. Beide groepen zochten het nodige geld bij elkaar. Met zo’n 100.000 oude Belgische franken of zo’n 2.500 euro kochten ze een oude, kleine rijwoning in de Van Kerckhovenstraat in Antwerpen. Zonder noemenswaardige ingrepen aan het gebouw trokken ze erin en voorzagen voortaan in het vrijdaggebed en koranlessen voor de kinderen.

Toen in de tweed helft van de jaren 1990 een brand de woning van de Turkse buren had verwoest, hoopte de vereniging ook dit pand aan te kopen. Uitbreidding was nodig omdat de moskeegemeenschap aangroeide van 150 tot 1.500 gelovigen tijdens de feestgebeden. In 1997 is het idee van een echte moskee was geboren.


Een jaar lang werd besteed aan het bedenken, bekijken en bespreken van voorstellen met de architect en de eigen achterban. In zijn eerste ontwerpen zocht de architect naar een veeleer ascetische gebedsruimte die zou moeten aanzetten tot meditatie en spiritualiteit. Daglicht zou hierin een belangrijke rol spelen. De traditionele verwijzingen naar een islamitische gebedsruimte waren herleid tot een suggestie van een minaret en een mihrab die in de vorm van een glazen sculptuur de richting van Mekka aanwees. Deze eerste ontwerpen werden niet aanvaard. De vereniging drukte de wens uit om een moskee te ontwerpen met een koepel en met twee duidelijk zichtbare, hoge en spitse minaretten, zoals gebruikelijk in de Perzische traditie. Maar ook deze wens werd al gauw afgevoerd omdat de stedelijke overheden hiervoor hun fiat niet gaven.


In zijn nieuwe ontwerpen tekende de architect twee bescheiden, symbolische minaretten langs weerzijden van een glazen voorportaal over de hele hoogte van het gebouw. Als alternatief voor de koepel werd met het buitenschrijnwerk op de bovenste verdieping de suggestie van een koepel opgeroepen. Door de keuze voor een glazen voorportaal kon de architect tegemoetkomen aan de verzuchtingen van het stadsbestuur. De stad pleitte er immers voor dat een openbaar gebouw, dat de moskee toch wilde zijn, openheid moest uitstralen. Het portaal opent zich naar de buitenwereld en het glazen scherm geeft gestalte aan de wens tot transparantie. Het ontwerp viel in goede aarde en de glazen gevel groeide voor de gemeenschap uit tot een zeer belangrijke component van het ontwerp. De gemeenschap wenste de glasgevel te voorzien van koranverzen en florale motieven. Voor de decoratie van de glazen gevel kregen ze bijstand van een Syrische kalligraaf en een joodse kunstenaar die uitzonderlijk bedreven was in glastechnieken.

Uiteindelijk werd in 1999 een bouwaanvraag ingediend voor een islamitisch religieus en cultureel centrum. Na twee jaar wachten kreeg het bestuur in de zomer van 2001 de bouwvergunning en konden de werken van start gaan. Een klein jaar later, op 24 september 2002 vond de symbolische eerstesteenlegging plaats, een datum die ook geëtst staat op het glazen voorportaal.
De bouw van de moskee begon echter onder een slecht gesternte. De bouwvergunning werd toegekend enkele maanden voor de aanslagen van 9/11, die de argwaan ten opzichte van moslimgemeenschappen overal ter wereld vergrootte. Andere zwaar gepolitiseerde gebeurtenissen volgden. Abu Jahjah, de voorman van de Arabisch-Europese Liga, werd hard aangepakt door de lokale politici. De moord op de islam leerkracht Mohamed Achrak in 2002 verhitte de gemoederen binnen de Marokkaanse gemeenschap. Ook de betogingen in Antwerpen, waar verscheidene jonge moslims aan deelnamen uit solidariteit met de Palestijnen, kon op weinig bijval rekenen van de publieke opinie. Dit alles in een bestuurlijk complexe structuur met het stadsbestuur dat bestond uit een cordon-sanitair coalitie die bestuurde met de hete adem van het steeds grote wordende Vlaams Blok in de nek.

De moskee dreigde het slachtoffer te worden van het gepolariseerde klimaat. Nog voor de werken goed en wel van start gingen, diende het Vlaams Blok samen met het buurtcomité. Nieuwe moskee neen’een petitie in tegen de moskee. Dezelfde groep diende een klacht in bij de Raad van State om de werken stop te zetten. Gedurende de tijd dat de zaak liep, werden de werken uit vrije wil stilgelegd. De hele zaak werd breed uitgesmeerd in de media. Het Vlaams Blok beschuldigde de moskee van fundamentalisme en raakte een gevoelige snaar bij de buurtbewoners. Hoewel de stad en lokale politici, samen met de moskeebestuurders, het initiatief namen om de buurt in te lichten, slaagden ze er niet in om de onrust weg te nemen.

 De moskeegemeenschap zakte de moed in de schoenen. De verdachtmakingen beu wilde een deel van de gemeenschap krachtig optreden, met acties en betogingen. Vooral de jongeren wilden dit niet over zich heen laten gaan Het bestuur kon de gemoederen bedaren en iedereen overtuigen om de strijd juridisch te voeren, Maar ook uit de hoek van sommige oudere mannen klonk gemor. Door de stillegging van de werken en de onze kere toekomst waren ze er niet meer zeker van of hun persoonlijke financiële bijdragen geen verloren zaak waren. Sommigen pleitten ervoor om de zaak op te geven en elders, in een leegstaande garage verderop, een onderkomen te vinden. De spanningen en de onzekerheid over de toekomst leidden ertoe dat een deel van de bezoekers de moskee verliet Zo’n 10 a 15 % van de bezoekers bleef weg in de petiode van de stillegging van de werken. Sommigen bezochten voortaan de moskee in de Oranjestraat, waar sinds het begin van de jaren 1990 ook gelovigen van het Indisch subcontinent zich verzamelden. Vooral moslims uit de Kashmirgemeenschap vormden toen de vaste kern van deze moskee.

 Op 21 februari 2003 verklaarde de Raad van State het verzoek van de tegenstanders van de moskee onontvankelijk. Volgens het arrest zou de bouw van de moskee geen overlast voor de buurt veroor- zaken Theoretisch konden de werken van start gaan, maar de stedenbouwkundige dienst van de stad liet weten dat de werken niet hervat mochten worden omdat de gebedsruimte niet toegankelijk was voor mindervaliden en bouwplannen op de werf ontbraken Ten einde raad organiseerde het moskeebestuur, samen met gelijkgezinden, een manifestatie met de eis om de werken te mogen herstarten Zo’n honderd mensen daagden die vrijdagnamiddag op 4 april 2003 op.

Zowel moskeebezoekers als moslims uit de Turkse en Marokkaanse moskeeën betuigden hun solidariteit, samen met de priester van de buurt en een Grieks-orthodoxe priester. Na een overleg met de burgemeester Leona Detiège werd uiteindelijk dan het fiat gegeven en konden de werken van start gaan.

Gedurende de periode van de werken, die zo’n vier jaar in beslag namen, vond de Pakistaanse moslimgemeenschap onderdak bij de Turkse Imam Buhari Camii even verderop. Ze konden er voor de gehele periode beschikken over een afzonderlijk ruim- te. In oktober 2007 werd de moskee uiteindelijk in gebruik genomen. Hoewel de buitenzijde klaar is moet de binnen afwerking nog voltooid worden. In lijn met het geëtste glazen voorportaal zal ook in de gebedsruimte een glazen mihrab of nis komen, die de gebedsrichting naar Mekka aan geeft en waar de imam voorgaat in het gebed. Ook de preekstoel of de minbar zal in met rozetten en kalligrafie versierd glas opgetrokken worden.

Intussen gaat het de moskee voor de wind. In december 2007 werd de moskee als een van de eerste in Vlaanderen erkend door de Vlaamse overheid. De Vlaamse regering legt met het Erkenningdecreet van 7 mei 2004 een aantal administratieve en financiële, maar ook normatieve voorwaarden op aan de islamitische geloofsgemeenschappen die een dossier indienen. Zo moet het bestuur in zijn officiële communicatie gebruik maken van de Nederlandse taal en moeten de geestelijke bedienaars de verbintenis aangaan om te voldoen aan de inburgeringplicht en dus een inburgering cursus volgen. Ten slotte moeten de moskeeën zich verbinden om de geloofsgemeenschap vrij te houden van individuen of handelingen die in strijd zijn met de Grondwet en het Mensenrech tenverdrag. De Masjid Noor Ul Haram voldeed aan bovenstaande criteria en kan voortaan een beroep doen op overheidssteun van de federale overheid voor de betaling van het salaris voor de bedienaars van de eredienst, op werkingsmiddelen van de provincie en op subsidies van de Vlaamse overheid voor de bouw en het onderhoud van de gebouwen.​​

Bron: Het boek ‘Nieuwe moskeeën in Vlaanderen’

             Auteurs: Meryem Kanmaz